Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 10 oktober 2022 betreffende de goedkeuring van de aanpassing van het meerjarenplan (2022/2) 2020 - 2025;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 28 november 2022 betreffende de aanpassing van het meerjarenplan 2020 - 2025 (2023/1)
Gelet op de bespreking betreffende de aanpassing van het meerjarenplan 2023/1 door het managementteam op 29 november 2022;
Overwegende dat de exploitatiekredieten werden aangepast aan de planning en de vooruitzichten van 2022 - 2025;
Overwegende dat de investeringskredieten werden aangepast aan de beleidsbeslissingen voor de periode 2022-2025;
Overwegende dat de aanpassing van het meerjarenplan bestaat uit een wijziging van de strategische nota, het financieel doelstellingenplan, de staat van het financieel evenwicht, het overzicht van de kredieten en een motivering van de wijzigingen;
Overwegende dat het aangepast meerjarenplan financieel in evenwicht is; dat het geraamd beschikbaar budgettair resultaat voor elk jaar groter dan of gelijk is aan nul; dat de autofinancieringsmarge in het laatste jaar van de rapporteringsperiode positief is;
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen deel 2 Titel 4 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen artikel 257 §1 dat stelt dat minstens een keer per jaar het meerjarenplan wordt aangepast, waarbij in elk geval de kredieten voor het volgende boekjaar worden vastgesteld. Als dat nodig is, kunnen daarbij ook de kredieten voor het lopende boekjaar worden aangepast. Daarnaast kan het meerjarenplan, als dat nodig is, ook worden aangepast om alleen de kredieten voor het lopende boekjaar aan te passen, dat bij elke aanpassing van het meerjarenplan het resultaat van de intussen vastgestelde jaarrekening wordt verwerkt;
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen artikel 257 §2 dat stelt dat een aanpassing van het meerjarenplan minstens een aangepaste financiële nota omvat, een toelichting en de eventuele wijzigingen van de strategische nota bevat;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 en latere wijzigingen betreffende de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Gelet op de omzendbrief van 18 september 2020 betreffende de aanpassing van het meerjarenplannen 2020 - 2025 van de lokale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus;
Het aangepast deel van het meerjarenplan 2023/1 2020-2025 van het OCMW, bevattende de aangepaste strategische nota en financiële nota, als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 14 februari 2022 betreffende de goedkeuring van de lijst van de nominatieve subsidies 2022;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 17 juli 2022 betreffende de goedkeuring van de lijst van de nominatieve subsidies 2022/2;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 10 oktober 2022 betreffende de goedkeuring van de aanpassing van het meerjarenplan (2022/2) 2020 - 2025;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 17 oktober 2022 betreffende de toekenning van extra budget voor voedselhulp aan vzw De Toevlucht ten gevolge van de stijging van voedsel- en energieprijzen;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 5 december 2022 betreffende de lijst van nominatieve subsidies 2022/3;
Overwegende dat de vrijwilligersvergoeding niet voldoet aan de nodige voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie binnen een bestaand reglement waarvan de voorwaarden goedgekeurd zijn door de raad voor maatschappelijk welzijn;
Overwegende dat het decreet lokaal bestuur de lijsten zoals gekend bij de vorige budgetten loskoppelt van de beleidsrapporten; dat de uiteindelijke bevoegdheid blijft bij de bevoegde raad maar dit niet meer hoofdzakelijk via het meerjarenplan beslist wordt; dat in de documentatie bij de beleidsrapporten wel nog een overzicht van de toegestane werkings- en investeringssubsidies wordt opgenomen waaronder de nominatieve subsidies, maar dit overzicht louter informatief is;
Overwegende dat de nominatieve subsidie een facultatieve subsidie is waarvan de naam van de begunstigde en het bedrag dat maximaal kan uitbetaald worden afzonderlijk door de raad voor maatschappelijk welzijn moet worden goedgekeurd; dat deze subsidies niet geregeld worden door een reglement waarvan in een afzonderlijk besluit wordt bepaald hoe de bedragen berekend worden en welke voorwaarden er dienen vervuld te zijn;
De lijst met nominatieve subsidies 2022/3 goed te keuren.
Gelet op artikel 78 §1 4° van het decreet lokaal bestuur: De volgende bevoegdheden worden uitdrukkelijk aan de raad voor maatschappelijk welzijn toevertrouwd: het vaststellen van de beleidsrapporten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 249;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder de artikelen 260 tot en met 262;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, artikel 262 stellende dat de toezichthoudende overheid de jaarrekening goedkeurt als een aantal voorwaarden zijn vervuld;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, artikel 332 § 1 stellende dat alle besluiten en opmerkingen van de toezichthoudende overheid ter kennis worden gebracht op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad of van de raad voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 en latere wijzigingen betreffende de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 13 juni 2022 betreffende de jaarrekening 2021;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 13 juni 2022 betreffende de vaststelling van de geïntegreerde jaarrekening 2021;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 5 december 2022 betreffende de kennisname inzake de goedkeuring door het Agentschap Binnenlands Bestuur van de jaarrekening 2021;
Gelet op de brief ontvangen van het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Financiën en getekend door de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen op 25 november 2022, met als bijlage een afschrift van het besluit van de gouverneur tot goedkeuring van de jaarrekening over het financiële boekjaar 2021 van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Aalter;
Overwegende dat de jaarrekening bestaat uit de beleidsevaluatie, een financiële nota en een toelichting;
Overwegende dat een geïntegreerde jaarrekening dient opgemaakt te worden; dat in dat geval de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn eerst stemmen over hun deel van de gezamenlijke jaarrekening; dat daarna de gemeenteraad het deel van de jaarrekening zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn goedkeurt; dat daardoor de gemeenteraad de gezamenlijke jaarrekening van de gemeente en het OCMW definitief vaststelt en het gemeentebestuur deze voor goedkeuring kan bezorgen aan de toezichthoudende overheid;
Overwegende dat de gouverneur de jaarrekening 2021 heeft goedgekeurd; dat evenwel een aantal bemerkingen van eerder technische aard werden gemaakt; dat deze bemerkingen via mail aan de algemeen directeur en financieel directeur werden bezorgd;
Overwegende de brief van de gouverneur waarbij het afschrift van het goedkeuringsbesluit aan het bestuur werd overgemaakt met vermelding: "Het besluit moet ter kennisname gebracht worden op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad en van de raad voor maatschappelijk welzijn (met toepassing van artikel 332, §1, derde lid van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur).";
Kennis te nemen van de brief als bijlage (kenmerk LF-JRBBC-22.0311) inclusief het besluit van de gouverneur tot goedkeuring van de jaarrekening over het financiële boekjaar 2021 van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Aalter.
Overwegende dat OCMW Aalter over één oplaadpunt voor klanten met een budgetmeter beschikt;
Overwegende dat Fluvius een voorstel van vergoeding heeft uitgewerkt dat enerzijds bepaald wordt op basis van het aantal oplaadpunten en hun openingsuren en anderzijds op het aantal actieve budgetmeterklanten in de gemeente;
Overwegende dat de bepalingen van de overeenkomst identiek zijn voor alle OCMW’s in Vlaanderen en tot stand zijn gekomen na consultatie van de VVSG;
Overwegende dat voor de werkingsjaren 2023 en 2024 het OCMW van Aalter een identieke vergoeding zal ontvangen welke toegekend werd voor het werkingsjaar 2021;
Overwegende dat het OCMW per werkingsjaar een vaste basisvergoeding ontvangt ten bedrage van 2.000 euro;
Overwegende dat het OCMW een bijkomende vergoeding pro rata het aantal prepaid-klanten bepaald op 31 december van het werkingsjaar ontvangt;
Overwegende dat deze nieuwe overeenkomst zal ingaan op 1 januari 2023;
Gelet op de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;
Gelet op de beslissing van de OCMW-raad van het prefusiebestuur Aalter van 18 maart 2004 betreffende het principieel akkoord met het afsluiten van de overeenkomst tussen Gedis en het OCMW aangaande de installatie van oplaadterminals voor oplaadkaarten budgetmeters in het OCMW, het voorzien van de nodige faciliteiten (tafel, stoel, stopcontact, analoge telefoonlijn) en dienstige openingsuren voor opladingen;
Gelet op de beslissing van de OCMW-raad van het prefusiebestuur Aalter van 22 mei 2008 houdende goedkeuring van het addendum bij de overeenkomst tussen de distributienetbeheerder en het OCMW met betrekking tot de installatie van oplaadterminals in het OCMW;
Gelet op de beslissing van de OCMW-raad van het prefusiebestuur Aalter van 20 april 2009 houdende de goedkeuring van de aangepaste overeenkomst tussen de distributienetbeheerder en het OCMW met betrekking tot de installatie van oplaadterminals van het OCMW;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 21 november 2022 houdende de goedkeuring van de overeenkomst vergoeding oplaadterminals Fluvius;
De nieuwe overeenkomst met Fluvius met goed te keuren.
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 20 december 2021 betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling met betrekking tot aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden, bijlage II: overzicht verloven en afwezigheden, verhoging eindejaarstoelage, uitbreiding rouwverlof, toelage opdrachthouderschap, fietsleasing, evaluatieprocedure;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 10 oktober 2022 betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling met betrekking tot de selectieprocedures;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 28 november 2022 betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling met betrekking tot de selectieprocedures;
Gelet op het vakbondsoverleg op 26 oktober 2022;
Gelet op artikel 16 van de rechtspositieregeling van de specifieke graden en van de rechtspositieregeling van de gemeenschappelijke graden, alinea 1 en 2: Elke selectie wordt uitgevoerd op basis van selectiecriteria en met behulp van een of meer selectietechnieken. De selectiecriteria en de selectietechnieken zijn afgestemd op de functiebeschrijving. Voor functies van dezelfde graad zijn de selectietechnieken gelijkwaardig.;
Gelet op de selectieprogramma's die als bijlage III zijn opgenomen bij de rechtspositieregeling van de specifieke graden en als bijlage VI bij de rechtspositieregeling van de gemeenschappelijke graden;
Overwegende dat momenteel de uitgeschreven selectieprogramma’s zijn opgenomen als bijlage bij de rechtspositieregeling; dat dit niet altijd de nodige flexibiliteit biedt om de selectietechnieken af te stemmen op de specifieke functie; dat voorgesteld wordt om volgende bepaling op te nemen in de rechtspositieregeling: "De aanstellende overheid bepaalt voor de aanvang van de selectieprocedure de selectietechnieken die zullen worden aangewend";
Overwegende dat tijdens de vergadering van het vakbondsoverleg geen opmerkingen werden geformuleerd over het voorstel van wijziging van de rechtspositieregeling;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;
Gelet op artikel 151 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;
De vastgelegde selectieprogramma's te schrappen. De aanstellende overheid bepaalt voor de aanvang van de selectieprocedure de selectietechnieken die zullen aangewend worden.
De rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden zoals goedgekeurd door de raad voor maatschappelijk welzijn op 20 december 2021, op te heffen met ingang van 1 januari 2023.
De gecoördineerde rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en de gecoördineerde rechtspositieregeling OCMW specifieke graden zoals toegevoegd als bijlagen bij dit besluit goed te keuren. Deze reglementen treden in werking op 1 januari 2023.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2008 en 13 april 2011;
Gelet op artikel 151 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;
Gelet op de conceptnota BIS houdende voorstel van aanpak geboorteverlof lokale besturen van de heer Bart Somers, Vlaamse minister van binnenlands bestuur, bestuurszaken, inburgering en gelijke kansen; van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestanden en de geldelijke en administratieve gevolgen;
Gelet op de programmawet van 20 december 2020 betreffende optrekking van het geboorteverlof;
Gelet op de wet van 27 juni 2021 tot uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot het flexibiliseren van de opname van het rouwverlof, publicatie Belgisch staatsblad 15 juli 2021, inwerkingtreding vanaf 25 juli 2021;
Gelet op de wet van 15 juli 2021 tot uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot het flexibiliseren van de opname van het rouwverlof;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021 tot wijziging van artikel 135 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en artikel 98 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 26 september 2011 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 21 mei 2012 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 10 december 2013 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 17 december 2014 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 6 juli 2016 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 21 juni 2017 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 21 maart 2018 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 19 september 2018 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;
Gelet op de afsprakennota van 1 juni 2019 van artikel 60 §7 van de Welzijnsband Meetjesland; dat deze afsprakennota wordt toegepast in de OCMW's van Aalter, Assenede, Eeklo, Kaprijke, Lievegem, Maldegem, Nevele, Sint-Laureins en Zelzate;
Gelet op het eindverslag nr. 2021/2 houdende de conclusies van de onderhandelingen die op 10 maart 2017 en 17 maart 2021 werden gevoerd in de onderafdeling 'Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap' van de eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het sectoraal VIA6-akkoord van 30 maart 2021 dat werd afgesloten tussen de Vlaamse regering, de vakbonden en de werkgeversfederaties betreffende de koopkrachtmaatregelen voor de personeelsleden van de publieke sector;
Gelet op het sectoraal akkoord van 9 juni 2021 tussen de sociale partners van de publieke sector houdende de aanpassing van de koopkrachtmaatregelen uit het VIA6-akkoord, de vervroegde uitkanteling van de publieke socio-culturele sector uit de VIA-akkoorden en de compensatie aan de lokale besturen voor het personeel dat niet onder het VIA6-akkoord valt;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 25 april 2022 betreffende de wijziging rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 28 november 2022 betreffende de wijziging rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet;
Gelet op het vakbondsoverleg op 26 oktober 2022;
Overwegende dat ten gevolge van de gewijzigde wetgeving een aantal wijzigingen worden aangebracht in de rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet;
Overwegende dat in deel 1, hoofdstuk 2, artikel 2, paragraaf 3 zal geschrapt worden, aangezien het OCMW decreet werd vervangen door het decreet lokaal bestuur en het OCMW decreet bijgevolg niet meer rechtsgeldig is;
Overwegende dat wordt voorgesteld om in deel 1, hoofdstuk 2, artikel 2, paragraaf 6 te schrappen, aangezien niet duidelijk is welke voorzitter het uitvoerend orgaan van het bestuur zou zijn;
Overwegende dat wordt voorgesteld om de term 'hoofd van het personeel' in de volledige rechtspositieregeling aan te passen naar 'algemeen directeur';
Overwegende dat indien de term 'OCMW-secretaris' nog opgenomen stond in de rechtspositieregeling, dat deze zal vervangen worden door 'algemeen directeur';
Overwegende dat in hoofdstuk 6, artikel 20 de volgende bepalingen zullen worden toegevoegd:
Overwegende dat in deel 3, hoofdstuk 1, artikel 21, paragraaf 2 met betrekking tot het individuele jaarsalaris mag verwijderd worden, aangezien het salaris altijd wordt toegekend op trap 0 van schaal E1 en dit wordt bevroren en bijgevolg geen periodieke verhoging wordt toegekend;
Overwegende dat aan artikel 29 §2 en §3 de bedragen van respectievelijk de haardtoelage en de standplaatstoelage zullen worden opgenomen zoals hieronder opgenomen:
Overwegende dat artikel 32 met betrekking tot de periode van uitbetaling vakantiegeld zal worden aangepast van 1 mei tot en met 30 juni naar uitbetaling tussen 1 mei en 15 juni;
Overwegende dat geschrapt wordt dat de verhoging van de eindejaarstoelage nooit mag leiden tot een eindejaarstoelage die hoger is dan een twaalfde van het jaarsalaris;
Overwegende dat het variabel gedeelte van de eindejaarstoelage tot 3,6% van het jaarsalaris wordt opgetrokken vanaf het jaar 2021 voor het niet-VIA6 personeel; dat de Vlaamse regering een compensatie aan de lokale besturen uitkeert om de oversijpelingseffecten van het VIA6-akkoord naar het personeel dat onder het toepassingsgebied van de sectorale akkoorden voor het personeel van de lokale en provinciale besturen valt maar geen VIA-personeel is, op te vangen; dat de compensatieregeling recurrent is, dat deze geldt voor 2021 en doorloopt de volgende jaren; dat de compensatie van 2021 30 miljoen euro bedraagt; dat de bedragen jaarlijks worden geïndexeerd; dat de compensatie ongeveer 0,7% van de 1,1% verhoging zal dekken;
Overwegende dat de sociale partners zich engageren om in de loop van de huidige gemeentelijke legislatuur geen bijkomende sectorale akkoorden met koopkrachtmaatregelen voor het personeel van de lokale en provinciale besturen meer af te sluiten;
Overwegende dat de sociale partners zich engageren om vanaf de volgende gemeentelijke legislatuur één sectoraal akkoord met koopkrachtmaatregelen voor het personeel van de lokale besturen af te sluiten dat aanvangt op dezelfde datum als het gemeentelijk meerjarenplan en een looptijd heeft die gelijk loopt met het gemeentelijk meerjarenplan;
Overwegende dat artikel 42 §4 wordt uitgebreid met de bepaling dat de niet opgenomen overuren enkel zullen worden uitbetaald indien de opname van de overuren wegens dienstorganisatorische redenen door de verantwoordelijke is geweigerd;
Overwegende dat artikel 45, paragraaf 2 de dienstwagen wordt gewijzigd naar dienstwagen van het lokaal bestuur, aangezien het OCMW niet over dienstwagens beschikt;
Overwegende dat artikel 47 paragraaf 4 wordt aangepast naar de wettelijke barema's voor dienstreizen met de fiets, namelijk 0,1872 euro per kilometer;
Overwegende dat artikel 47 paragraaf 6 wordt aangepast en dat de website www.google.be/maps zal worden gebruikt om de afstand van de dienstreis te bepalen;
Overwegende dat in hoofdstuk 4, artikel 49, paragraaf 2 het bedrag van de fietsvergoeding aangepast wordt naar 20 cent per kilometer; dat paragraaf 4 wordt aangepast naar minimum 5 dagen per maand het woon-werk traject per fiets afleggen om in aanmerking te komen voor een fietsvergoeding;
Overwegende dat aan artikel 51/1 paragraaf 6 de volgende bepalingen zullen worden toegevoegd met betrekking tot het recht op maaltijdcheques na het vervullen van een aantal voorwaarden:
Overwegende dat in hoofdstuk 2 betreffende jaarlijkse vakantie , artikel 55, §1 het aantal betaalde dagen vakantie wordt aangepast naar 20 dagen, dit conform de afsprakennota van 1 juni 2019 van Welzijnsband Meetjesland;
Overwegende dat in hoofdstuk 3 betreffende feestdagen, artikel 58, §1 wordt toegevoegd dat indien de plaats van tewerkstelling extra feestdagen toekent, dat het personeelslid hiervoor ook betaalde vakantie krijgt;
Overwegende dat in hoofdstuk 4 betreffende omstandigheidsverlof, dat het geboorteverlof en het rouwverlof worden aangepast conform de nieuwe wetgeving;
Overwegende dat vanaf 1 januari 2021 het aantal dagen geboorteverlof stapsgewijs wordt opgetrokken naar 20 dagen in 2023;
Overwegende dat het geboorteverlof vanaf 1 januari 2021 15 dagen zal bedragen; dat het geboorteverlof vanaf 1 januari 2023 20 dagen zal bedragen;
Overwegende dat de programmawet van 20 december 2020 rechtstreeks van toepassing is op de contractuele personeelsleden, gezien zij verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst;
Overwegende het voorstel om artikel 71 §1 - 2 - 3 - 4 - 5 te schrappen; dat het artikel 60 personeelslid niet meer in aanmerking komt om onbetaald verlof op te nemen gedurende twee jaar in de loopbaan, op te nemen in periodes van minimaal één maand;
Overwegende het voorstel om aan artikel 71 de volgende nieuwe paragrafen toe te voegen met betrekking tot onbetaald verlof § 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6:
§1 Indien het personeelslid geen recht heeft op een volledig betaald verlof, kan het personeelslid in aanmerking komen voor een onbetaald verlof. Deze wordt door het hoofd van het personeel goedgekeurd.
§2 Het aantal dagen onbetaald verlof bedraagt maximaal 20 dagen per kalenderjaar en wordt berekend pro rata van het aantal maanden tewerkstelling en de prestatiebreuk.
§3 De eventuele wettelijke verlofdagen worden in mindering gebracht van het maximale aantal dagen onbetaald verlof.
§4 Voor de opname van de dagen onbetaald verlof wordt rekening gehouden met de eventuele collectieve sluiting van de tewerkstellingsplaats in de loop van het kalenderjaar.
§5 Dit onbetaald verlof kan worden geweigerd als de gevraagde periode van afwezigheid niet verenigbaar is met de goede werking van de tewerkstellingsplaats.
§6 Het onbetaald verlof kan worden geweigerd indien uit het advies van de maatschappelijk werker van de sociale dienst blijkt dat het personeelslid over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt om de periode van onbetaald verlof te overbruggen.
Dit onbetaald verlof wordt niet gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Overwegende dat wordt voorgesteld om aan artikel 75 de volgende paragrafen toe te voegen:
§3 Het personeelslid gaat op medisch onderzoek bij de arbeidsgeneesheer van het OCMW voor zijn aanwerving. Voor specifieke functies zijn er bijkomende onderzoeken. Afhankelijk van de individuele resultaten van het personeelslid, kan het OCMW een bijkomend onderzoek vragen. Het personeelslid wordt dienstvrijstelling toegekend voor de duurtijd van het medisch onderzoek.
§4. Met uitzondering van §3 mag tijdens de diensturen in principe geen bezoek gebracht worden aan de tandarts, dokter of andere geneesheer. Het is immers meestal mogelijk een afspraak te maken na de diensturen. Het personeelslid vraagt toelating aan zijn leidinggevende ingeval een afspraak werd vastgelegd door de geneesheer zelf en het personeelslid bij uitzondering een geneeskundig onderzoek dient te ondergaan tijdens de diensturen. Deze afwezigheid dient steeds met een medisch getuigschrift worden gestaafd, met aanduiding van aanvang en duur van het onderzoek. Voor een dergelijke afwezigheid dient het personeelslid steeds verlof of overuren te nemen of deze afwezigheid later te compenseren.
Overwegende dat artikel 80 wordt voorgesteld om de dienstvrijstelling voor 2 januari en de kermisfeestdagen te schrappen uit RPR A60 §7, daar dit niet kadert in de afsprakennota van 1 juli 2019 van Welzijnsband Meetjesland;
Overwegende dat tijdens het vakbondsoverleg geen opmerkingen werden geformuleerd op het voorstel van wijziging van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet;
De rechtspositieregeling artikel 60 §7 zoals goedgekeurd door de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter op 19 september 2018, op te heffen met ingang van 1 januari 2023.
De aangepaste rechtspositieregeling artikel 60 §7 goed te keuren.
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2023.
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018, afdeling 6, artikel III.60 betreffende klokkenluiden;
Gelet op het decreet van 18 november 2022 tot wijziging van het provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het bestuursdecreet van 7 december 2018 wat betreft klokkenluiders;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 3 juni 2019 betreffende het goedkeuren van het algemeen kader van het organisatiebeheersingssysteem en de vaststelling van het klachtenbehandelingssysteem;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 5 december 2022 betreffende het meldpunt voor klokkenluiders;
Overwegende dat het decreet betreffende klokkenluiders een omzetting is van de Europese Klokkenluidersrichtlijn die mensen die overtredingen en misbruiken aanklagen, wil beschermen tegen de negatieve gevolgen van de melding; dat het decreet op 1 december 2022 verscheen in het Belgisch Staatsblad en geen bepalingen bevatte over de inwerkingtreding waardoor het automatisch op 11 december 2022 van kracht wordt; dat vanaf dan alle lokale besturen in Vlaanderen moeten beschikken over een meldpunt waar personeelsleden misbruiken en overtredingen van regelgeving kunnen melden; dat dit meldpunt, volgens het decreet, bij het hoofd van het personeel zit (in gemeenten en OCMW's dus bij de algemeen directeur); dat het meldpunt moet voldoen aan een reeks voorwaarden op het vlak van discretie, behandeltermijnen, antwoorden aan de melder, enz.;
Overwegende dat de meldingen wat betreft klokkenluiders een gelijkaardige procedure kunnen volgen als de procedure vastgesteld voor de klachten; dat het bestuur beschikt over een uitgewerkt systeem van klachtenbehandeling; dat een gelijkaardige procedure kan uitgewerkt worden voor klokkenluidersmeldingen;
Vast te stellen dat de algemeen directeur als hoofd van het personeel fungeert als intern meldpunt bij klokkenluidersmeldingen.
Het vast bureau te belasten met het uitwerken van de procedure.