Terug
Gepubliceerd op 16/06/2022

2022_VB_00113 - Beslissing van het vast bureau betreffende de wijziging rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet

Vast Bureau
ma 25/04/2022 - 14:30 Raadzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Pieter De Crem, voorzitter; Patrick Hoste; Herlinde Trenson; Dirk De Smul; Mathias Van de Walle; Kristof De Blaere; Philippe Verleyen; Johan Van den Kerchove, leden; Luc Jolie, algemeen directeur

Afwezig

Luc De Meyer, lid

Secretaris

Luc Jolie, algemeen directeur

Voorzitter

Pieter De Crem, voorzitter
2022_VB_00113 - Beslissing van het vast bureau betreffende de wijziging rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet 2022_VB_00113 - Beslissing van het vast bureau betreffende de wijziging rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet

Motivering

Motivering

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2008 en 13 april 2011;

Gelet op artikel 151 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;

Gelet op de conceptnota BIS houdende voorstel van aanpak geboorteverlof lokale besturen van de heer Bart Somers, Vlaamse minister van binnenlands bestuur, bestuurszaken, inburgering en gelijke kansen; van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestanden en de geldelijke en administratieve gevolgen;

Gelet op de programmawet van 20 december 2020 betreffende optrekking van het geboorteverlof;

Gelet op de wet van 27 juni 2021 tot uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot het flexibiliseren van de opname van het rouwverlof, publicatie Belgisch staatsblad 15 juli 2021, inwerkingtreding vanaf 25 juli 2021;

Gelet op de wet tot uitbreiding van het rouwverlof bij het overlijden van een partner of een kind en tot het flexibiliseren van de opname van het rouwverlof van 15 juli 2021;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021 tot wijziging van artikel 135 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en artikel 98 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

Gelet op de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 25 oktober 2021 betreffende het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021, zoals hiervoor beschreven, waaronder ook de verhoging van de eindejaarstoelage;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 26 september 2011 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 21 mei 2012 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 10 december 2013 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 17 december 2014 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 6 juli 2016 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 21 juni 2017 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 21 maart 2018 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de beslissing van de OCMW raad van prefusiebestuur Aalter van 19 september 2018 betreffende de goedkeuring van de OCMW rechtspositieregeling artikel 60 § 7 organieke wet;

Gelet op de afsprakennota van 1 juni 2019 van artikel 60 §7 van de Welzijnsband Meetjesland; dat deze afsprakennota wordt toegepast in de OCMW's van Aalter, Assenede, Eeklo, Kaprijke, Lievegem, Maldegem, Nevele, Sint-Laureins en Zelzate;

Gelet op het eindverslag nr. 2021/2 houdende de conclusies van de onderhandelingen die op 10 maart 2017 en 17 maart 2021 werden gevoerd in de onderafdeling 'Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap' van de eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het sectoraal VIA6-akkoord van 30 maart 2021 dat werd afgesloten tussen de Vlaamse regering, de vakbonden en de werkgeversfederaties betreffende de koopkrachtmaatregelen voor de personeelsleden van de publieke sector;

Gelet op het sectoraal akkoord van 9 juni 2021 tussen de sociale partners van de publieke sector houdende de aanpassing van de koopkrachtmaatregelen uit het VIA6-akkoord, de vervroegde uitkanteling van de publieke socio-culturele sector uit de VIA-akkoorden en de compensatie aan de lokale besturen voor het personeel dat niet onder het VIA6-akkoord valt;

Overwegende dat ten gevolge van de gewijzigde wetgeving een aantal wijzigingen worden aangebracht in de rechtspositieregeling artikel 60 §7 organieke wet; 

Overwegende dat in deel 1, hoofdstuk 2, artikel 2, paragraaf 3 zal geschrapt worden, aangezien het OCMW decreet werd vervangen door het decreet lokaal bestuur en het OCMW decreet bijgevolg niet meer rechtsgeldig is;

Overwegende dat wordt voorgesteld om in deel 1, hoofdstuk 2, artikel 2, paragraaf 6 te schrappen, aangezien niet duidelijk is welke voorzitter het uitvoerend orgaan van het bestuur zou zijn;

Overwegende dat wordt voorgesteld om de term 'hoofd van het personeel' in de volledige rechtspositieregeling aan te passen naar 'algemeen directeur';

Overwegende dat indien de term 'OCMW-secretaris' nog opgenomen stond in de rechtspositieregeling, dat deze zal vervangen worden door 'algemeen directeur';

Overwegende dat in hoofdstuk 6, artikel 20 de volgende bepalingen zullen worden toegevoegd:

  • De evaluatie gebeurt door de OCMW arbeidstrajectbegeleider, in aanwezig van het personeelslid, de werkplaatsbegeleider en de maatschappelijk werker.
  • De evaluatie heeft plaats na de 1ste en de 3de maand van de tewerkstelling. Nadien om de 3 maanden.
  • Elke 6 maanden vindt een POP evaluatie plaats.
  • Bij de knelpuntevaluatie is ook de begeleidend maatschappelijk werker sociale dienst aanwezig;

Overwegende dat in deel 3, hoofdstuk 1, artikel 21, paragraaf 2 met betrekking tot het individuele jaarsalaris mag verwijderd worden, aangezien het salaris altijd wordt toegekend op trap 0 van schaal E1 en dit wordt bevroren en bijgevolg geen periodieke verhoging wordt toegekend;

Overwegende dat aan artikel 29 §2 en §3 de bedragen van respectievelijk de haardtoelage en de standplaatstoelage zullen worden opgenomen zoals hieronder opgenomen:

  • Haardtoelage: 719,89 euro (100%) wanneer het salaris 16.099,84 euro (100%) niet overschrijdt;
  • Standplaatstoelage: 359,95 euro (100%) op voorwaarde dat het salaris niet hoger is dan 16.099,84 euro (100%)

Overwegende dat artikel 32 met betrekking tot de periode van uitbetaling vakantiegeld zal worden aangepast van 1 mei tot en met 30 juni naar uitbetaling tussen 1 mei en 15 juni;

Overwegende dat geschrapt wordt dat de verhoging van de eindejaarstoelage nooit mag leiden tot een eindejaarstoelage die hoger is dan een twaalfde van het jaarsalaris;

Overwegende dat het variabel gedeelte van de eindejaarstoelage tot 3,6% van het jaarsalaris wordt opgetrokken vanaf het jaar 2021 voor het niet-VIA6 personeel; dat de Vlaamse regering een compensatie aan de lokale besturen uitkeert om de oversijpelingseffecten van het VIA6-akkoord naar het personeel dat onder het toepassingsgebied van de sectorale akkoorden voor het personeel van de lokale en provinciale besturen valt maar geen VIA-personeel is, op te vangen; dat de compensatieregeling recurrent is, dat deze geldt voor 2021 en doorloopt de volgende jaren; dat de compensatie van 2021 30 miljoen euro bedraagt; dat de bedragen jaarlijks worden geïndexeerd; dat de compensatie ongeveer 0,7% van de 1,1% verhoging zal dekken;

Overwegende dat de sociale partners zich engageren om in de loop van de huidige gemeentelijke legislatuur geen bijkomende sectorale akkoorden met koopkrachtmaatregelen voor het personeel van de lokale en provinciale besturen meer af te sluiten;

Overwegende dat de sociale partners zich engageren om vanaf de volgende gemeentelijke legislatuur één sectoraal akkoord met koopkrachtmaatregelen voor het personeel van de lokale besturen af te sluiten dat aanvangt op dezelfde datum als het gemeentelijk meerjarenplan en een looptijd heeft die gelijk loopt met het gemeentelijk meerjarenplan;

Overwegende dat artikel 42 §4 wordt uitgebreid met de bepaling dat de niet opgenomen overuren enkel zullen worden uitbetaald indien de opname van de overuren wegens dienstorganisatorische redenen door de verantwoordelijke is geweigerd;

Overwegende dat artikel 45, paragraaf 2 de dienstwagen wordt gewijzigd naar dienstwagen van het lokaal bestuur, aangezien het OCMW niet over dienstwagens beschikt;

Overwegende dat artikel 47 paragraaf 4 wordt aangepast naar de wettelijke barema's voor dienstreizen met de fiets, namelijk 0,1872 euro per kilometer;

Overwegende dat artikel 47 paragraaf 6 wordt aangepast en dat de website www.google.be/maps zal worden gebruikt om de afstand van de dienstreis te bepalen;

Overwegende dat in hoofdstuk 4, artikel 49, paragraaf 2 het bedrag van de fietsvergoeding aangepast wordt naar 20 cent per kilometer; dat paragraaf 4 wordt aangepast naar minimum 5 dagen per maand het woon-werk traject per fiets afleggen om in aanmerking te komen voor een fietsvergoeding;

Overwegende dat aan artikel 51/1 paragraaf 6 de volgende bepalingen zullen worden toegevoegd met betrekking tot het recht op maaltijdcheques na het vervullen van een aantal voorwaarden:

  • Na het presteren van 6 volledige maanden effectieve tewerkstelling, (stage niet meegerekend) volgens de bepaalde prestatiebreuk – indien de uitvoering van de arbeidsovereenkomst binnen de eerste 6 maanden wordt geschorst, wordt deze periode van 6 maanden met evenredige duur verlengd;
  • Op voorwaarde en zolang het betrokken personeelslid niet meer dan één knelpuntevaluatie heeft ondergaan. Bij het ondergaan van een tweede knelpuntevaluatie binnen of na de eerste periode van 6 maanden tewerkstelling, verliest het personeelslid zijn recht op maaltijdcheques.
    Hij kan dit recht op maaltijdcheques opnieuw verkrijgen, na het presteren van een nieuwe periode van 6 volledige maanden effectieve tewerkstelling volgend op deze tweede knelpuntevaluatie. Het personeelslid dat onvolledige prestaties levert, ontvangt maaltijdcheques à rato van zijn prestatiebreuk.

Overwegende dat in hoofdstuk 2 betreffende jaarlijkse vakantie , artikel 55, §1 het aantal betaalde dagen vakantie wordt aangepast naar 20 dagen, dit conform de afsprakennota van 1 juni 2019 van Welzijnsband Meetjesland;

Overwegende dat in hoofdstuk 3 betreffende feestdagen, artikel 58, §1 wordt toegevoegd dat indien de plaats van tewerkstelling extra feestdagen toekent, dat het personeelslid hiervoor ook betaalde vakantie krijgt;

Overwegende dat in hoofdstuk 4 betreffende omstandigheidsverlof, dat het geboorteverlof en het rouwverlof worden aangepast conform de nieuwe wetgeving;

Overwegende dat vanaf 1 januari 2021 het aantal dagen geboorteverlof stapsgewijs wordt opgetrokken naar 20 dagen in 2023;

Overwegende dat het geboorteverlof vanaf 1 januari 2021 15 dagen zal bedragen; dat het geboorteverlof vanaf 1 januari 2023 20 dagen zal bedragen;

Overwegende dat de programmawet van 20 december 2020 rechtstreeks van toepassing is op de contractuele personeelsleden, gezien zij verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst;

Overwegende het voorstel om artikel 71 §1 - 2 - 3 - 4 - 5 te schrappen; dat het artikel 60 niet meer in aanmerking komt om onbetaald verlof op te nemen gedurende twee jaar in de loopbaan, op te nemen in periodes van minimaal één maand;

Overwegende het voorstel om aan artikel 71 de volgende nieuwe paragrafen toe te voegen met betrekking tot onbetaald verlof § 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6:

§1 Indien het personeelslid geen recht heeft op een volledig betaald verlof, kan het personeelslid in aanmerking komen voor een onbetaald verlof. Deze wordt door het hoofd van het personeel goedgekeurd.

§2 Het aantal dagen onbetaald verlof bedraagt maximaal 20 dagen per kalenderjaar en wordt berekend pro rata van het aantal maanden tewerkstelling en de prestatiebreuk.

§3 De eventuele wettelijke verlofdagen worden in mindering gebracht van het maximale aantal dagen onbetaald verlof.

§4 Voor de opname van de dagen onbetaald verlof wordt rekening gehouden met de eventuele collectieve sluiting van de tewerkstellingsplaats in de loop van het kalenderjaar. 

§5 Dit onbetaald verlof kan worden geweigerd als de gevraagde periode van afwezigheid niet verenigbaar is met de goede werking van de tewerkstellingsplaats. 

§6 Het onbetaald verlof kan worden geweigerd indien uit het advies van de maatschappelijk werker van de sociale dienst blijkt dat het personeelslid over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt om de periode van onbetaald verlof te overbruggen.

Dit onbetaald verlof wordt niet gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Overwegende dat wordt voorgesteld om aan artikel 75 de volgende paragrafen toe te voegen:

§3 Het personeelslid gaat op medisch onderzoek bij de arbeidsgeneesheer van het OCMW voor zijn aanwerving. Voor specifieke functies zijn er bijkomende onderzoeken. Afhankelijk van de individuele resultaten van het personeelslid, kan het OCMW een bijkomend onderzoek vragen. Het personeelslid wordt dienstvrijstelling toegekend voor de duurtijd van het medisch onderzoek.

§4. Met uitzondering van §3 mag tijdens de diensturen in principe geen bezoek gebracht worden aan de tandarts, dokter of andere geneesheer. Het is immers meestal mogelijk een afspraak te maken na de diensturen. Het personeelslid vraagt toelating aan zijn leidinggevende ingeval een afspraak werd vastgelegd door de geneesheer zelf en het personeelslid bij uitzondering een geneeskundig onderzoek dient te ondergaan tijdens de diensturen. Deze afwezigheid dient steeds met een medisch getuigschrift worden gestaafd, met aanduiding van aanvang en duur van het onderzoek. Voor een dergelijke afwezigheid dient het personeelslid steeds verlof of overuren te nemen of deze afwezigheid later te compenseren.

Overwegende dat artikel 80 wordt voorgesteld om de dienstvrijstelling voor 2 januari en de kermisfeestdagen te schrappen uit RPR A60 §7, daar dit niet kadert in de afsprakennota van 1 juli 2019 van Welzijnsband Meetjesland;

Regelgeving bevoegdheid

Artikel 84 §1 van het decreet lokaal bestuur
<p>artikel 84 &sect;1 van het decreet lokaal bestuur: het vast bureau bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn voor. Het vast bureau voert de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn uit</p>
Artikel 84 §3 2° van het decreet lokaal bestuur
artikel 84 &sect;3 2&deg; van het decreet lokaal bestuur: Het vast bureau is bevoegd voor het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, onder voorbehoud van de bevoegdheid van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 78, tweede lid, 7&deg;, en de gevallen waarin die bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de raad voor maatschappelijk welzijn is opgedragen

Besluit

Het vast bureau beslist:

Artikel 1

In deel 1, hoofdstuk 2, artikel 2, paragraaf 3 schrappen, aangezien het OCMW decreet werd vervangen door het decreet lokaal bestuur en het OCMW decreet bijgevolg niet meer rechtsgeldig is.

Artikel 2

In deel 1, hoofdstuk 2, artikel 2, paragraaf 6 te schrappen, aangezien niet duidelijk is welke voorzitter het uitvoerend orgaan van het bestuur zou zijn.

Artikel 3

De term 'hoofd van het personeel' in de volledige rechtspositieregeling aan te passen naar 'algemeen directeur' en indien  de term 'OCMW-secretaris' nog opgenomen stond in de rechtspositieregeling, deze vervangen door 'algemeen directeur'.

Artikel 4

In hoofdstuk 6 met betrekking tot evaluatie van het A60§7 personeelslid, artikel 20 de volgende bepalingen toe te voegen:

  • De evaluatie gebeurt door de OCMW arbeidstrajectbegeleider, in aanwezig van het personeelslid, de werkplaatsbegeleider en de maatschappelijk werker.
  • De evaluatie heeft plaats na de 1ste en de 3de maand van de tewerkstelling. Nadien om de 3 maanden.
  • Elke 6 maanden vindt een POP evaluatie plaats.
  • Bij de knelpuntevaluatie is ook de begeleidend maatschappelijk werker sociale dienst aanwezig;

Artikel 5

De bepaling deel 3, hoofdstuk 1, artikel 21, paragraaf 2 met betrekking tot het individuele jaarsalaris te verwijderen, aangezien het salaris altijd wordt toegekend op trap 0 van schaal E1 en dit wordt bevroren en bijgevolg geen periodieke verhoging wordt toegekend.

Artikel 6

Aan artikel 29 §2 en §3 de bedragen van respectievelijk de haartoelage en de standplaatstoelage op te nemen zoals hieronder beschreven:

  • Haardtoelage: 719,89 euro (100%) wanneer het salaris 16.099,84 euro (100%) niet overschrijdt;
  • Standplaatstoelage: 359,95 euro (100%) op voorwaarde dat het salaris niet hoger is dan 16.099,84 euro (100%)

Artikel 7

De periode van uitbetaling vakantiegeld aan te passen van 1 mei tot en met 30 juni naar een uitbetaling tussen 1 mei en 15 juni;

Artikel 8

Het variabel gedeelte van de eindejaarstoelage naar 3,6 % van het jaarsalaris op te trekken vanaf het jaar 2021.

Artikel 9

Niet opgenomen overuren enkel nog uit te betalen indien de opname van de overuren wegens dienstorganisatorische redenen door de verantwoordelijke is geweigerd.

Artikel 10

De dienstwagen uit artikel 45, paragraaf 2 aan te passen naar dienstwagens van het lokaal bestuur aangezien het OCMW niet over dienstvoertuigen beschikt, maar lokaal bestuur Aalter in zijn geheel wel.

Artikel 11

De kilometervergoeding voor dienstreizen met de fiets aan te passen naar 0,1872 euro per kilometer, het wettelijke barema en de website www.google.be/maps te gebruiken om de afstand van de dienstreis te bepalen.

Artikel 12

Het bedrag voor de fietsvergoeding woon-werkverkeer aan te passen naar 20 cent per kilometer en dat er minimaal 5 dagen per maand het woon-werk traject met de fiets moet afgelegd worden om in aanmerking te komen voor een fietsvergoeding.

Artikel 13

Bijkomende bepalingen toe te voegen met betrekking tot het recht op maaltijdcheques:

  • Na het presteren van 6 volledige maanden effectieve tewerkstelling, (stage niet meegerekend) volgens de bepaalde prestatiebreuk – indien de uitvoering van de arbeidsovereenkomst binnen de eerste 6 maanden wordt geschorst, wordt deze periode van 6 maanden met evenredige duur verlengd;
  • Op voorwaarde en zolang het betrokken personeelslid niet meer dan één knelpuntevaluatie heeft ondergaan. Bij het ondergaan van een tweede knelpuntevaluatie binnen of na de eerste periode van 6 maanden tewerkstelling, verliest het personeelslid zijn recht op maaltijdcheques.
    Hij kan dit recht op maaltijdcheques opnieuw verkrijgen, na het presteren van een nieuwe periode van 6 volledige maanden effectieve tewerkstelling volgend op deze tweede knelpuntevaluatie.

Artikel 14

De vakantiedagen aan te passen naar 20 dagen, dit conform de afsprakennota van 1 juni 2019 van Welzijnsband Meetjesland.

Artikel 15

Indien de plaats van tewerkstelling extra feestdagen toekent, dat het personeelslid A60§7 hiervoor ook betaalde vakantie krijgt.

Artikel 16

De bepalingen conform de wet tot uitbreiding van het rouwverlof van 15 juli 2021 toe te passen in deze RPR en het omstandigheidsverlof aan te passen.

Artikel 17

Vanaf 2021 15 dagen geboorteverlof toe te kennen en vanaf 2023 20 dagen geboorteverlof toe te kennen, conform de programmawet van 20 december 2020 betreffende optrekking van het geboorteverlof

Artikel 18

Artikel 71 §1 - 2 - 3 - 4 - 5 te schrappen; dat het artikel 60 niet meer in aanmerking komt om onbetaald verlof op te nemen gedurende twee jaar in de loopbaan, op te nemen in periodes van minimaal één maand.

Aan artikel 71 de volgende nieuwe paragrafen toe te voegen met betrekking tot onbetaald verlof § 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6:

§1 Indien het personeelslid geen recht heeft op een volledig betaald verlof, kan het personeelslid in aanmerking komen voor een onbetaald verlof. Deze wordt door het hoofd van het personeel goedgekeurd.

§2 Het aantal dagen onbetaald verlof bedraagt maximaal 20 dagen per kalenderjaar en wordt berekend pro rata van het aantal maanden tewerkstelling en de prestatiebreuk.

§3 De eventuele wettelijke verlofdagen worden in mindering gebracht van het maximale aantal dagen onbetaald verlof.

§4 Voor de opname van de dagen onbetaald verlof wordt rekening gehouden met de eventuele collectieve sluiting van de tewerkstellingsplaats in de loop van het kalenderjaar. 

§5 Dit onbetaald verlof kan worden geweigerd als de gevraagde periode van afwezigheid niet verenigbaar is met de goede werking van de tewerkstellingsplaats. 

§6 Het onbetaald verlof kan worden geweigerd indien uit het advies van de maatschappelijk werker van de sociale dienst blijkt dat het personeelslid over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt om de periode van onbetaald verlof te overbruggen.

Dit onbetaald verlof wordt niet gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Artikel 19

Aan artikel 75 de volgende paragrafen toe te voegen:

§3 Het personeelslid gaat op medisch onderzoek bij de arbeidsgeneesheer van het OCMW voor zijn aanwerving. Voor specifieke functies zijn er bijkomende onderzoeken. Afhankelijk van de individuele resultaten van het personeelslid, kan het OCMW een bijkomend onderzoek vragen. Het personeelslid wordt dienstvrijstelling toegekend voor de duurtijd van het medisch onderzoek.

§4. Met uitzondering van §3 mag tijdens de diensturen in principe geen bezoek gebracht worden aan de tandarts, dokter of andere geneesheer. Het is immers meestal mogelijk een afspraak te maken na de diensturen. Het personeelslid vraagt toelating aan zijn leidinggevende ingeval een afspraak werd vastgelegd door de geneesheer zelf en het personeelslid bij uitzondering een geneeskundig onderzoek dient te ondergaan tijdens de diensturen. Deze afwezigheid dient steeds met een medisch getuigschrift worden gestaafd, met aanduiding van aanvang en duur van het onderzoek. Voor een dergelijke afwezigheid dient het personeelslid steeds verlof of overuren te nemen of deze afwezigheid later te compenseren.

Artikel 20

De dienstvrijstelling voor 2 januari en de kermisfeestdagen te schrappen uit RPR A60 §7, daar dit niet kadert in de afsprakennota van 1 juli 2019 van Welzijnsband Meetjesland.

Artikel 21

Deze wijziging van de rechtspositieregeling voor te leggen aan de representatieve vakbonden.