Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 184 §1, dat bepaalt dat het personeel in statutair of in contractueel dienstverband kan worden aangesteld;
Gelet op de bepalingen betreffende de opmaak van de personeelsformatie zoals opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 12 juli 2021 betreffende de personeelsformatie;
Overwegende dat de personeelsformatie de waarde heeft van een plan op het operationele niveau waarin de personele middelen worden vastgelegd voor de uitvoering van het beleid; dat het een veranderlijk beheersinstrument is dat wordt bijgestuurd naarmate de opvattingen over de dienstverlening evolueren en het werkvolume of de werkprocessen veranderen; dat jaarlijks binnen de budgettaire ruimte een personeelsplan wordt uitgewerkt waarin de geplande selectieprocedures worden opgenomen om de bezetting te laten evolueren binnen de contouren van de personeelsformatie;
Overwegende dat de personeelsformatie niet meer wordt opgelegd als verplicht instrument; dat de personeelsformatie wel blijft gelden zolang de raad de personeelsformatie niet door iets anders vervangt; dat het aangewezen is om de personeelsformatie op regelmatige basis te evalueren en actualiseren;
Overwegende dat bij het vaststellen van de formatie een onderscheid gemaakt wordt tussen de formatie bestaande uit de statutaire en contractuele betrekkingen;
Overwegende dat het bestuur beoogt in te zetten op de noodzaak om kwaliteitsvol personeel aan te trekken en in dienst te houden; dat ervaren wordt dat selectieprocedures soms meerdere keren dienen georganiseerd te worden om effectieve instroom te genereren; dat dit een algemene trend is; dat het hierbij noodzakelijk is om een flexibel aanwervings- en bevorderingsbeleid te kunnen voeren binnen de budgetten opgenomen in het meerjarenplan van het lokaal bestuur waarbij indien nodig een vacature ook op een ander loonniveau kan uitgeschreven worden; dat hierdoor meer speling wordt voorzien in de voorgestelde formatiewijziging;
Overwegende dat volgende wijziging wordt voorgesteld:
Niveau | Statuut | Huidige formatie (VTE) | Formatiewijziging (VTE) |
A5a-A5b | statutair | 2 | 2 |
A1a-A3a | contractueel | 1 | 2 |
B4-B5 | statutair | 0 | 1 |
B4-B5 | contractueel | 3 | 9 |
B1-B3 | statutair | 4 | 4 |
B1-B3 | contractueel | 14,5 | 17 |
C4-C5 | contractueel | 0 | 1 |
C1-C3 | contractueel | 14,25 | 16,5 |
D1-D3 | contractueel | 0,5 | 0,5 |
E1-E3 | contractueel | 24 | 25 |
Eindtotaal | 63,25 | 78 |
Overwegende dat met de representatieve vakorganisaties nog dient afgetoetst te worden hoe best wordt omgegaan met functies die worden ingebouwd om een flexibel aanwervings- en bevorderingsbeleid te hanteren; dat op basis van deze bespreking de aantallen nog kunnen aangepast worden;
Overwegende dat uit de toelichting van Belfius met betrekking tot het pensioenfonds voor de statutaire personeelsleden bleek dat binnen de huidige contouren een beduidend grote bijkomende aanwerving van statutaire personeelsleden om een verhoging van de responsabiliseringsbijdrage tegen te gaan, voor het lokaal bestuur financieel niet voordeliger is; dat deze toelichting dateert van 19 november 2020; dat aan Belfius zal gevraagd worden om een nieuwe simulatie te maken met de huidige gegevens en wetgevend kader inzake responsabiliseringsbijdrage en bijdragen voor statutaire personeelsleden;
Het ontwerp van personeelsformatie voor te leggen aan de representatieve vakbonden en de raad voor maatschappelijk welzijn.