Terug
Gepubliceerd op 16/06/2021

2021_VB_00191 - Beslissing van het vast bureau betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling: bijlage II overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestanden en de geldelijke en administratieve gevolgen

Vast Bureau
ma 31/05/2021 - 17:30 Raadzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Pieter De Crem, voorzitter; Patrick Hoste; Herlinde Trenson; Dirk De Smul; Mathias Van de Walle; Kristof De Blaere; Philippe Verleyen; Luc De Meyer; Johan Van den Kerchove, leden; Luc Jolie, algemeen directeur

Secretaris

Luc Jolie, algemeen directeur

Voorzitter

Pieter De Crem, voorzitter
2021_VB_00191 - Beslissing van het vast bureau betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling: bijlage II overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestanden en de geldelijke en administratieve gevolgen 2021_VB_00191 - Beslissing van het vast bureau betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling: bijlage II overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestanden en de geldelijke en administratieve gevolgen

Motivering

Motivering

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;

Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 8 maart 2021 betreffende de goedkeuring van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden;

Gelet op het advies van het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvangen op 27 januari 2021:

  • In toepassing van artikel 187 §1 van het BVR RPR worden ziektekredietdagen toegekend in geval van dienstactiviteit.
  • Volgens art. 170 §3 van het BVR RPR is een statutair personeelslid in dienstactiviteit als hij op dat moment recht op salaris heeft. De raden kunnen ook bepalen dat sommige verloven of afwezigheden gelijkgesteld worden met dienstactiviteit (§5).
  • Als een periode van non-activiteit wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit, dan wordt deze periode uiteraard een periode van dienstactiviteit en dus ook een periode die mee in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen bij het ziektekrediet op basis van artikel 187.
  • Jaarlijkse vakantiedagen, feestdagen, profylactisch verlof, bevallingsverlof, vaderschapsverlof, opvangverlof, ziekteverlof, omstandigheidsverlof, dienstvrijstellingen, afwezigheid wegens overmacht geven recht op salaris, worden dus als dienstactiviteit beschouwd en tellen bijgevolg mee voor de opbouw van het ziekteverlof. 
  • Artikel 52 §2 RPR van Aalter bepaalt: de periodes van verlof of afwezigheid die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit worden weergegeven in bijlage III van deze rechtspositieregeling. Volgens deze bijlage worden zowel voltijdse loopbaanonderbreking als deeltijdse loopbaanvermindering beschouwd als dienstactiviteit. Bijgevolg tellen zij volledig mee voor de berekening van het ziektekrediet.

Gelet op het advies van Schaubroeck ontvangen op 2 februari 2021:

Artikel 187 van het BVR RPR G bepaalt:

§1. Het statutaire personeelslid dat geen recht heeft op uitkeringen in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op ziekteverlof volgens een stelsel van ziektekredietdagen. Voor opgenomen ziektekredietdagen wordt het gewone salaris betaald.
De ziektekredietdagen worden toegekend in de vorm van een krediet van eenentwintig werkdagen per jaar volledige dienstactiviteit. De raad kan bepalen dat periodes van disponibiliteit eveneens geheel of gedeeltelijk in aanmerking komen voor de vaststelling van het jaarlijkse aantal ziektekredietdagen.
Bij aanvang, en na de eventuele periode van recht op ziekte-uitkering in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, wordt aan een statutair personeelslid onmiddellijk een krediet van drieënzestig dagen toegestaan. Aanvullende ziektekredietdagen worden nadien toegestaan voor het vierde jaar en de daaropvolgende jaren die recht geven op ziektekrediet.
§2. De raad bepaalt de pro-rata berekeningswijze van het toe te kennen ziektekrediet rekening houdend met de periodes van non-activiteit of van disponibiliteit, die niet in aanmerking komen voor de toekenning van ziektekredietdagen.
§3. De raad bepaalt of eventuele ziektekredietdagen, opgebouwd bij een vorige publieke werkgever, in rekening zullen worden gebracht, en bepaalt de wijze waarop dat zal gebeuren.
 §4. De raad kan bepalen dat de vakantiedagen die het statutaire personeelslid niet heeft kunnen opnemen als gevolg van langdurige ziekte, worden toegevoegd aan het nog beschikbare ziektekrediet.
De afwezigheid wegens ziekte van de personeelsleden met een specifieke of deeltijdse werktijdregeling wordt pro rata berekend.

De raad kan overeenkomstig artikel 170 §5 van het BVR RPR bepaalde verloven en afwezigheden gelijkstellen met dienstactiviteit. 

Er wordt ziektekrediet opgebouwd bij de volgende afwezigheden: 

  • jaarlijkse vakantie,
  • feestdagen,
  • bevallingsverlof,
  • profylactisch verlof,
  • opvangverlof,
  • ziekteverlof,
  • omstandigheidsverlof,
  • dienstvrijstelling,
  • afwezigheid wegens overmacht,
  • georganiseerde werkonderbreking (want gelijkgesteld met dienstactiviteit (zie artikel 173 BVR RPR G)),
  • politiek verlof van ambtswege (gelijkgesteld met dienstactiviteit in het decreet van 14 maart 2003),
  • facultatief politiek verlof (gelijkgesteld met dienstactiviteit in het decreet van 14 maart 2003),
  • halftijds vervroegde uittreding en vrijwillige vierdagenweek (gelijkgesteld met dienstactiviteit in de artikelen 4 en 10 van de wet van 10 april 1995),
  • onbetaald verlof als gunstmaatregel dat minder dan één maand bedraagt of deeltijds verlof betreft,
  • onbetaald verlof als recht.

Bij de volgende afwezigheden is het afhankelijk van hetgeen voorzien is in de lokale RPR: 

  • disponibiliteit: de raad kan bepalen dat periodes van disponibiliteit geheel of gedeeltelijk in aanmerking worden genomen voor de opbouw van het ziektekrediet,
  • verlof voor deeltijdse prestaties: opbouw van het ziektekrediet voor het deel dat men nog komt werken, geen opbouw voor het deel dat men in verlof is, tenzij gelijkgesteld met dienstactiviteit.
  • verlof voor opdracht: bouwt niet op tenzij gelijkgesteld met dienstactiviteit,
  • loopbaanonderbreking / Vlaams Zorgkrediet:
    volledige loopbaanonderbreking: geen opbouw ziektekrediet, tenzij gelijkgesteld met dienstactiviteit;
     gedeeltelijke loopbaanonderbreking: opbouw voor het gedeelte dat men nog komt werken, geen opbouw voor het deel dat men in onderbreking is, tenzij gelijkgesteld met dienstactiviteit.

 Geen opbouw ziektekrediet: 

  • ongewettigde afwezigheid

Overwegende dat de ziektekredietdagen worden toegekend in de vorm van een krediet van eenentwintig werkdagen per jaar volledige dienstactiviteit;

Overwegende dat er bij de bepaling van het jaarlijkse ziektekrediet verhoudingsgewijze rekening wordt gehouden met de periodes van non-activiteit en disponibiliteit die geen recht geven op ziektekrediet;

Overwegende dat het statutaire personeelslid zich bij verlof of afwezigheid in de administratieve toestand dienstactiviteit bevindt, als het statutaire personeelslid op dat ogenblik het recht op een wedde behoudt;

Overwegende dat het statutaire personeelslid zich bij verlof of afwezigheid in de administratieve toestand non-activiteit bevindt, als het statutaire personeelslid op dat ogenblik geen recht heeft op een wedde, tenzij in de gevallen die anders bepaald zijn;

Overwegende dat de raden, binnen de beperkingen van de bepalingen, zelf aan sommige verloven of afwezigheden een gelijkstelling met dienstactiviteit kunnen toekennen;

Overwegende dat volgens bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden het statutaire personeelslid zich bij de afwezigheid voltijdse loopbaanonderbreking in de administratieve toestand dienstactiviteit bevindt, het geen recht heeft op een wedde maar wel recht heeft op een volledige toekenning van ziektekredietdagen;

Overwegende dat volgens bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden het statutaire personeelslid zich bij de afwezigheid deeltijdse loopbaanvermindering in de administratieve toestand dienstactiviteit bevindt, het slechts deels recht heeft op een wedde maar wel recht heeft op een volledige toekenning van ziektekredietdagen;

Overwegende dat er in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden geen bepalingen werden opgenomen omtrent het Vlaams Zorgkrediet en het Thematisch verlof, dat het statutaire personeelslid bij deze afwezigheden geen recht of slechts deels recht heeft op een wedde en het volledig of deels in de administratieve toestand non-activiteit is en dus geen recht of slechts deels recht heeft op toekenning van ziektekredietdagen;

Overwegende dat artikel 278 §4 van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden stelt dat het onbetaald verlof als gunstmaatregel niet gelijkgesteld is met dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand bedraagt of deeltijds verlof betreft;

Overwegende dat artikel 283 §11 van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden stelt dat het onbetaald verlof als gunstmaatregel niet gelijkgesteld is met dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand bedraagt of deeltijds verlof betreft;

Overwegende dat bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden stellen dat het onbetaald verlof als gunstmaatregel gelijkgesteld is met dienstactiviteit;

Overwegende dat artikel 278 §4 en bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden elkaar tegenspreken betreffende het onbetaald verlof als gunstmaatregel;

Overwegende dat artikel 283 §11 en bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden elkaar tegenspreken betreffende het onbetaald verlof als gunstmaatregel;

Overwegende dat de huidige omschrijvingen in bijlage II bij de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en in bijlage II bij de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden voor interpretatie vatbaar zijn en een heldere éénduidige communicatie nodig is voor het personeel;

Overwegende dat in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden foutieve artikel nummers werden opgenomen bij verschillende afwezigheden;

Regelgeving bevoegdheid

Artikel 84 ยง1 van het decreet lokaal bestuur
<p>artikel 84 &sect;1 van het decreet lokaal bestuur: het vast bureau bereidt de beraadslagingen en de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn voor. Het vast bureau voert de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn uit</p>

Besluit

Het vast bureau beslist:

Artikel 1

In bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden de afwezigheid voltijdse loopbaanonderbreking te vervangen door loopbaanonderbreking, Vlaams Zorgkrediet, Thematisch verlof (voltijds) en de administratieve toestand te wijzigen naar non-activiteit.

Artikel 2

In bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden de afwezigheid deeltijdse loopbaanvermindering te vervangen door loopbaanvermindering, Vlaams Zorgkrediet, Thematisch verlof (deeltijds) en de administratieve toestand te wijzigen naar dienstactiviteit voor prestaties en non-activiteit voor verlof, alsook de kolom recht op salaris te wijzigen naar ja voor prestaties, nee voor verlof.

Artikel 3

In bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden en in bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden bij de afwezigheid onbetaald verlof als gunstmaatregel de administratieve toestand te wijzigen naar non-activiteit en dienstactiviteit indien minder dan een maand of indien deeltijds.

Artikel 4

In bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW gemeenschappelijke graden bij de afwezigheid dienstvrijstellingen art. 311 - 320 RPR te vervangen door art. 283 - 291 RPR.

Artikel 5

In bijlage II van de rechtspositieregeling OCMW specifieke graden bij de verschillende afwezigheden de correcte artikel nummers toe te voegen.

Artikel 6

Deze wijziging van de rechtspositieregeling voor te leggen aan de representatieve vakbonden.

Artikel 7

Deze wijziging van de rechtspositieregeling voor te leggen aan de raad voor maatschappelijk welzijn in een volgende zitting.