Gelet op het besluit van de Vlaamse regering houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen van 27 juli 1984;
Gelet op de collegebeslissing van 4 november 2019 betreffende de principiële goedkeuring voor de opmaak van een bermbeheerplan voor het grondgebied Aalter;
Gelet op artikel 3 van het bermbesluit dat stelt dat begraasde bermen niet mogen gemaaid worden vóór 15 juni; dat een eventuele tweede maaibeurt slechts mag uitgevoerd worden na 15 september en dat het maaisel dient verwijderd te worden binnen tien dagen na het maaien;
Gelet op artikel 4 van het bermbesluit dat stelt dat door de Vlaams minister, bevoegd voor natuurbehoud, mag worden afgeweken van de bepalingen van artikel 3;
Overwegende dat in het huidige beheer op het volledige grondgebied onderscheid wordt gemaakt tussen de bermen binnen de agglomeratie en de bermen buiten de woonkernen; dat de bermen binnen de agglomeraties in eigen beheer worden gemaaid en vanaf 15 mei; dat het maaisel niet wordt opgevangen en blijft liggen en dat de bermen in het buitengebied in Knesselare worden gemaaid volgens het bermbeheerplan van 2015;
Overwegende dat sinds 1985 het bermbesluit in Vlaanderen van kracht is; dat dit besluit openbare besturen verplicht om een natuurgericht bermbeheer uit te voeren op de bermen; dat het werd uitgevaardigd om de sterke ecologische achteruitgang van wegbermen tegen te gaan en op die manier de ecologische waarde van deze groene linten te verhogen;
Overwegende dat het bermbesluit een natuurvriendelijk beheer wil stimuleren via een aangepast en periodiek beheer met daartoe geschikt materieel en dat dit inhoudt dat er over het algemeen een verschralend maaibeheer wordt gevoerd door het maaisel af te voeren om opnieuw soortenrijke bermen te verkrijgen;
Overwegende dat door middel van een bermbeheerplan wordt getracht om de landschappelijke en ecologische waarde van de bermen in Aalter te versterken en waar mogelijk te verhogen; dat een verhoging van de soortenrijkdom van zowel flora als fauna centraal staan; dat daarnaast bij het formuleren van de beheervoorstellen steeds de technische en financiële consequenties indachtig worden gehouden met als doel om naast ecologische ook economische winst te boeken;
Overwegende dat de opmaak van het bermbeheerplan als volgt werd aangepakt:
- per berm werd het geschikt beheer bepaald. De verhoging van de soortenrijkdom, zowel flora als fauna staan in het beheer centraal. Daarnaast worden steeds de technische en financiële consequenties indachtig gehouden. Het beheer verschilt naargelang de aanwezige vegetatie en naargelang het beoogde doel. Zo kan het beheer gericht zijn op verschraling, op een grotere bloemenrijkdom of juist op het behoud van de uitgangssituatie. De doelstelling bepaalt de maaifrequentie en maaidata.
- door een consequent maaibeheer worden hoogproductieve soorten minder dominant en krijgen kruiden meer kansen.
- de maaidata van het bermbesluit steunen op de vaststelling dat het grootste aandeel van onze bermen zeer voedselrijk is. De data zijn echter niet voor alle vegetaties geschikt en gaan voorbij aan het feit dat de meeste bermplanten bloeien na half juni.
- bermen met gelijkaardige vegetatie- en/of bermkenmerken worden bij elkaar gevoegd in een beheereenheid, waarvoor de beste beheerwijze wordt vastgelegd. Een dergelijke rationele planning leidt tot een efficiënte inzet van mensen, middelen en materieel. Het bermbeheerplan vormt het basisinstrument voor het bermbeheer.
- bepaalde zeldzame en/of interessante plantensoorten vragen een aangepast beheer, het is daarom af te raden om af te wijken van de maaidata van het bermbesluit.
- aan de hand van de soortenlijst, de indicatoren en hun talrijkheid werd een opdeling in 11 bermtypes gemaakt, met elk hun specifiek beheer toegewezen. De bermen met gelijkaardige vegetaties, gelijke types en gelijke doeltypes worden geselecteerd en verzameld in een maairoute met eenzelfde beheervorm en opgetekend op beheerkaarten, meer bepaald:
BEHEERKAART 1 eerste maaibeurt vanaf 15 mei tot eind mei – tweede maaibeurt vanaf 15 september
type 1 grazige vegetatie op zeer voedselrijke bodem = zeer voedselrijke bermen en type 4 grazige vegetatie op verstoorde bodem = meestal beperkte delen van de berm die invloed hebben van landbouwactiviteiten, berijding en herbicidegebruik.
BEHEERKAART 2 eerste maaibeurt (1 maaibreedte) vanaf begin juli
type 2 grazige vegetatie op matig voedselrijke bodem = soortendiversiteit en matig voedselrijke bermen is groter dan type 1 en dit uit zich in het voorkomen van meer bloemdragende soorten, type 11 overgangstype tussen 2&3, type 5 ruigtevegetatie = ontstaan meestal uit graslanden die niet meer gemaaid worden en bestaan uit hoger opgroeiende, vaak bloemrijke kruidensoorten, type 7 houtachtige vegetatie = meestal is er naast de weg minstens 1 meter in beheer als grazige vegetatie. De meterstrook bevat waardevolle soorten die typisch zijn voor beschaduwde milieus, type 9 overgangstype tussen 1&2 = bij het strikt naleven van het beheeradvies zullen deze bermen evolueren naar bermen type 2
BEHEERKAART 3 tweede maaibeurt (volledige bermbreedte) vanaf 15 oktober
type 2 grazige vegetatie op matig voedselrijke bodem = soortendiversiteit en matig voedselrijke bermen is groter dan type 1 en dit uit zich in het voorkomen van meer bloemdragende soorten, type 11 overgangstype tussen 2&3, type 5 ruigtevegetatie = ontstaan meestal uit graslanden die niet meer gemaaid worden en bestaan uit hoger opgroeiende, vaak bloemrijke kruidensoorten, type 3 grazige vegetatie op voedselarme bodem = vooral op droge, zand(leem)gronden kunnen waardevolle soorten voorkomen. De soortendiversiteit aan waardevolle soorten in de bermtype is normaal het hoogst, type 9 overgangstype tussen 1&2 = bij het strikt naleven van het beheeradvies zullen deze bermen evolueren naar bermen type 2
BEHEERKAART 4 vanaf 15 oktober
type 7 houtachtige vegetatie = meestal is er naast de weg minstens 1 meter in beheer als grazige vegetatie. De meterstrook bevat waardevolle soorten die typisch zijn voor beschaduwde milieus;
Overwegende dat 1 maairegime, meer bepaald beheerkaart 1: eerste maaibeurt vanaf 15 mei, afwijkt van het bermbesluit en dat hiervoor een afwijking dient te worden aangevraagd bij de administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, bestuur landinrichting (natuurbehoud);
Overwegende dat het beheerplan ter info werd bezorgd aan de milieuadviesraad;
Overwegende dat wordt voorgesteld om de visie van het beheerplan te volgen en een bestek op te maken voor het uitvoeren van de opdracht vanaf 2021;
Het bermbeheerplan principieel goed te keuren en een bestek in het kader van de uitvoering van de opdracht op te maken.
Het bermbeheerplan ter goedkeuring voor te leggen in een volgende zitting aan de gemeenteraad.