Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en verdere wijzigingen, in het bijzonder artikel 177, 266, 267 en 273;
Gelet op de wet inzake overheidsopdrachten van 17 juni 2016 en verdere wijzigingen, in het bijzonder artikel 92;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in het bijzonder artikel 99;
Gelet op de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 13 mei 2019 betreffende de goedkeuring van de vrijgestelde verrichtingen voor het uitoefenen van een voorafgaand visum door de financieel directeur;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 15 april 2019 betreffende de goedkeuring van de vrijgestelde verrichtingen voor het uitoefenen van een voorafgaand visum door de financieel directeur;
Gelet op de beslissing van het vast bureau van 13 juli 2020 betreffende de vaststelling van de vrijgestelde verrichtingen voor het uitoefenen van een voorafgaan visum door de financieel directeur;
Overwegende dat de financieel directeur, in volle onafhankelijkheid instaat voor de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole van de beslissingen van de gemeente en OCMW met budgettaire en financiële impact, overeenkomstig de voorwaarden vermeld in artikel 266 en 267 van het decreet lokaal bestuur;
Overwegende dat de raad voor maatschappelijk welzijn, na advies van de financieel directeur, de nadere voorwaarden kan bepalen waaronder de financieel directeur deze taak uitoefent; dat de raad voor maatschappelijk welzijn ook bepaalde categorieën van dagelijks bestuur kan uitsluiten van de visumverplichting; dat deze uitsluitingen dienen te gebeuren binnen de grenzen die door de Vlaamse regering zijn vastgesteld;
Overwegende dat de Vlaamse regering beslist heeft dat de raad onder andere volgende categorieën van verrichtingen niet kan uitsluiten van de visumverplichting, namelijk:
Overwegende dat de drempels inzake de overheidsopdrachten gewijzigd zijn en het bedrag voor opdrachten gesloten met aanvaarde factuur is vastgelegd op 30.000 euro (exclusief BTW).
Overwegende dat op advies van de financieel directeur een nieuw reglement wordt opgesteld waarbij de grenzen van vrijstelling van de visumplicht worden vastgelegd binnen de perken die vastgelegd werden door de Vlaamse regering;
Overwegende het voorstel van de financieel directeur om volgende categorieën van verrichtingen uit te sluiten van de visumverplichting:
Overwegende dat hiernaast ook bepalingen betreffende de tijdspanne van het verlenen van het visum en de dossieropmaak worden opgenomen;
Overwegende dat om de continuïteit in de werking van de diensten te kunnen verzekeren het wenselijk is dat de financieel directeur bij haar afwezigheid voor het verlenen van het visum een ander personeelslid mag aanstellen onder haar verantwoordelijkheid;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 267 en 273 van het decreet over het lokaal bestuur het vast bureau op eigen verantwoordelijkheid een verbintenis mag viseren als de financieel directeur weigert een visum te geven;
Overwegende dat in dat geval de verbintenis pas kan worden aangegaan als de raad kennis heeft genomen van de beslissing van het vast bureau;
De beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 13 mei 2019 betreffende de goedkeuring van de vrijgestelde verrichtingen voor het uitoefenen van een voorafgaand visum door de financieel directeur, op te heffen.
Volgende categorieën van verrichtingen zijn uitgesloten van de visumverplichting:
Uitzondering hierop zijn:
1° de aanstellingen van één jaar of meer in de gevallen van een tewerkstelling met toepassing van art. 60, paragraaf 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
2° de tewerkstelling ter uitvoering van andere werkgelegenheidsmaatregelen van hogere overheden dan de werkgelegenheidsmaatregelen, vermeld in punt 1°, voor maximaal 4 jaar, in het kader van de opdracht van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, van de voormelde wet, of in het kader van de opdracht voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 8, 9 of 13, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
De volgende modaliteiten waaronder het visum wordt uitgeoefend moeten worden nageleefd:
Het dossier dat overgemaakt wordt aan de financieel directeur dient minimum onderstaande stukken te bevatten voor het verstrekken van het visum;
Voor alle voorgenomen financiële verbintenissen die resulteren in een uitgaande netto kasstroom tot een beloop van 30.000 euro exclusief BTW;
Voor de aanstelling van personeel
Voor investeringssubsidies